wijzigingsbevoegdheid woningen in bestemmingsplan op voorhand een geuronderzoek uit vanwege aspect woon- en leefklimaat
Het is vaste jurisprudentie dat bij opname van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan voor nieuwe ontwikkelingen, het uit te voeren onderzoek of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, niet mag worden doorgeschoven naar de besluitvorming bij het wijzigingsplan.
In een uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2013, no. 201209115/1/R3 komt dit wederom aan de orde. Dit keer gaat het om onderzoek naar geurhinder voor toekomstige woningen en een nabijgelegen agrarisch bedrijf. Ook een wijzigingsplan dient te voldoen aan het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’. Bij de te bouwen woningen dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het agrarische bedrijf mag niet in de bedrijfsvoering worden gehinderd.
Het betreffende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw. Een nabij gelegen varkenshouder is niet blij met deze mogelijkheid en stelt in beroep dat hij door deze mogelijkheid in zijn bedrijfsvoering zal worden beperkt. Ook kan er ter plaatse van de beoogde woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
De raad stelt dat de agrariër reeds in de huidige situatie in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt vanwege woningen. Verder is er volgens de raad geen directe bouwmogelijkheid opgenomen in het bestemmingsplan aan gronden waar geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
De Afdeling overweegt: “Voor het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt is op grond van de geurverordening een maximale voorgrondbelasting vastgesteld van 14 Ou/m3, zodat in zoverre aan de gestelde norm wordt voldaan. Dit neemt echter niet weg dat de raad inzichtelijk dient te maken dat de toegestane geurbelasting, rekening houdend met mogelijke cumulatie van geurbelasting, in overeenstemming is met het vereiste van een goede ruimtelijke ordening (…). In de plantoelichting en het geurrapport is opgenomen dat als grenswaarde bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen minimaal de kwalificatie ‘redelijk goed’ heeft te gelden, hetgeen overeenkomt met een achtergrondbelasting van meer dan 13 Ou/m3. Uit het geurrapport volgt dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de gronden waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft als matig kan worden gekwalificeerd, hetgeen overeenkomt met een achtergrondbelasting van meer dan 13 Ou/m3. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat desondanks sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het gebied (…). Het betoog slaagt.”