Geluid en bestemmingsplan Toename van 1 dB ten opzichte van feitelijke situatie bij woningen

Geluid en bestemmingsplan: toename van 1 dB ten opzichte van feitelijke situatie bij bouwplan voor woningen kan leiden tot strijd met een goede ruimtelijke ordening 

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet in de bouw van een nieuwe woonwijk, waar naast woningen ook enkele maatschappelijke voorzieningen zullen worden gerealiseerd. In de woonwijk zal een 30 km-zone worden ingesteld. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient daarom te worden onderzocht of ter plaatse wat betreft de geluidbelasting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uit het akoestische onderzoek blijkt dat de hoogste geluidbelasting ter plaatse van al bestaande woningen 61 dB bedraagt.

De Afdeling overweegt: “Ongeacht of de in de Wgh genoemde aftrek van 5 dB plaatsvindt, blijft de geluidbelasting weliswaar onder de door de raad gehanteerde maximale grenswaarde van 63 dB, maar overschrijdt deze de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Omdat er sprake is van een toename van maximaal 1 dB ten opzichte van de huidige feitelijke situatie, kan volgens de raad niet gesproken worden van een relevante verandering van de geluidbelasting. Nu in de huidige feitelijke situatie de geluidbelasting ter plaatse reeds 60 dB bedraagt, heeft de raad met de enkele stelling dat de geluidbelasting slechts 1 dB toeneemt, naar het oordeel van de Afdeling niet voldoende gemotiveerd dat deze geluidbelasting niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad geen rekening heeft gehouden met de binnenwaarde van de bestaande woningen, de aanvaardbaarheid van deze binnenwaarde, en of eventueel aanvullende geluidbeperkende maatregelen mogelijk zijn.”

zie uitspraak ABRS 14 augustus 2013, no. 201110192/1/R2

omgevingsjurist