Tuinen geurgevoelig bij afweging goed woon- en leefklimaat
Tuinen geurgevoelig? Het bestemmingsplan maakt een verplaatsing van een bestaande melkveehouderij mogelijk naar een andere locatie. Volgens appellanten komt het bedrijf te dicht bij hun woningen te liggen. Volgens hen dient de afstand tussen het emissiepunt en het geurgevoelige object minimaal 100 m te bedragen. Volgens de gemeente is de afstand tot de dichtstbijzijnde gevel van een geurgevoelig object en het emissiepunt 110 m, zodat wordt voldaan aan de afstanden zoals genoemd in de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer.
De Afdeling merkt op dat het in het plan voorziene bouwvlak voor het bedrijf is gelegen op een afstand van 57 m tot het bouwvlak van de dichtstbijzijnde woning. In het bestemmingsplan is niet opgenomen waar het emissiepunt van de voorziene stallen zal komen te liggen. Dat een inrichtingsplan is opgesteld, is naar het oordeel van de Afdeling ontoereikend om aan te nemen dat de raad mocht uitgaan van de daarin geprojecteerde stallen en het bijbehorende emissiepunt. De stelling van de raad dat de vrees van appellant en anderen dat op het overige deel van het bouwvlak stallen kunnen worden opgericht niet is gerechtvaardigd, omdat in strijd met de Wgv en het Besluit zou zijn, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, nu dat betekent dat in het plan een bouwmogelijkheid zou zijn opgenomen die niet kan worden uitgevoerd.
Voor het antwoord op de vraag of een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd kan voorts niet alleen betekenis worden toegekend aan de vraag of ter plaatse sprake is van een geurgevoelig object in de zin van de Wgv. Dit betekent in het voorliggende geval dat de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat niet slechts dient plaats te vinden van de aan de Dorpstraat aanwezige woningen, maar ook betrekking dient te hebben op de daarachter gelegen tuinen. Zie r.o. 2.10.5 ABRS 6 juni 2012, 201100032/1/R1.